Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Toen zeide de koning Ahasveros tot de koningin Esther en tot Mordechai, den Jood: Ziet, [19]het huis van Haman heb ik Esther gegeven, en hem heeft men aan [20]de galg gehangen, omdat hij zijn hand aan de Joden [21]geslagen had. 19. Zie boven, vs.1,2. 20. Te weten, aan die galg, die hij had doen oprichten om Mordechai daaraan te hangen. 21. Dat is, meende te leggen; de wil wordt genomen voor de daad.